Gezondheid door vertrouwen
Godsvertrouwen, zon, lucht, voeding, rust, beweging, water en matigheid zijn de geneesmiddelen, welke de mensen gegeven zijn om naar lichaam, ziel en geest gezond te worden.
Godsvertrouwen is wel het belangrijkste geneesmiddel, omdat het alle gemoedstoestanden omvat, welke zowel in gunstige als ongunstige zin op het lichamelijke gebeuren kunnen uitwerken. Geest en lichaam staan in nauwe verbinding met elkaar. Zo kunnen zorgen, angst, ontevredenheid, berouw, schuld, moedeloosheid en wantrouwen de levenskrachten ondermijnen.
In de Bijbel lezen wij: “Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode welgevallig te zijn. Wie tot God komt moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.”
Christus is de grote Heelmeester. Teneinde al de geestelijke en lichamelijke ongemakken meester te worden, hebben we de kracht van boven nodig. Daartoe is geloof noodzakelijk. Het geloof lijkt op een plant: evenals zij kan ook geloof eerst klein zijn en dan groeien en steeds groter worden. Ieder vraagt zich eerst af: Wat is geloof en waar moet ik met het geloof beginnen? En toch is dit vraagstuk zeer eenvoudig op te lossen. Men hoort dikwijls de uitlating: geloven is niets weten. Wie zo spreekt, weet werkelijk niet, wat geloven betekent. Geloven is zeer beslist weten; ook zegt men in het dagelijkse leven: ik geloof pas, als ik het zie. Als men echter reeds iets ziet, houdt het geloof op.
In het elfde hoofdstuk van de Hebreeënbrief lezen we, dat het geloof een niet-twijfelen is aan datgene, wat men niet ziet. Alles wat men ziet, de natuur, de dierenwereld, de aarde en alles wat er op is, ook de mens, is vergankelijk. Ik zou ter verduidelijking willen zeggen, dat het geloof een niet-twijfelen is aan datgene, wat men met het geestesoog ziet.
Dat wij nu met geestelijke ogen de daden uit de Heilige Schrift als een panorama te zien krijgen, is nog geen volmaakt geloof. Van een volmaakt of levend geloof kunnen we eerst dan spreken, wanneer wij, nadat wij de daden aanschouwd hebben, ook ons leven in overeenstemming met de wil van God brengen. Deze wil komt in de tien geboden tot uitdrukking, de geboden, welke de Here vanaf het begin der wereld en later op de berg Sinaï opnieuw gegeven heeft. Willen wij iemand leren kennen, die een leven van volkomen gehoorzaamheid leidt in overeenstemming met de tien geboden, dan moeten wij op Jezus zien. Hij was de enige op deze wereld, die dit bereikte.
Geloof is dus een niet-twijfelen aan datgene, wat men met het geestesoog uit de Heilige Schrift ziet en dienovereenkomstig handelen naar de wil van God.
Een voorbeeld
De verlamde, die door vier mannen op een draagbaar tot Jezus gedragen werd, openbaarde een levend geloof. Wij lezen deze geschiedenis in het evangelie van Markus, hoofdstuk 2:1-12.
De zieke had alles ondernomen om zijn gezondheid terug te krijgen. Ook de priesters deden vergeefse pogingen, maar desondanks liet hij de moed niet zakken. Een voorbeeld voor ons. Geen mens behoeft door leed ontmoedigd te worden, doch steeds nieuwe kracht en hoop is nodig om er weer bovenop te komen. Aan de andere kant moeten we ook niet werkeloos blijven wachten tot God ons de gezondheid stuurt.
De Here zal eerst dan ingrijpen, wanneer we alles gedaan hebben en niet meer verder kunnen, en onze hulpeloosheid bekennen. Ook wenst de Here, dat we de ons ter beschikking staande natuurgeneesmiddelen aanwenden. Zelfs Mozes kreeg van de Here in verband hiermede een aanwijzing. Toen hij het volk Israël door de Rode Zee in de woestijn leidde, werd het volk ontevreden, angstig en wantrouwend, trots het grote wonder, dat de Here aan hen deed. Het volk was bang, dat de watervoorraad in de woestijn uitgeput zou raken en zij van dorst zouden moeten omkomen. Toen ontdekten zij een bron. Maar toen de eersten er juichend naar toe liepen, bevonden zij, dat het water bitter was. Teleurgesteld kwamen ze terug, waarna het gehele volk begon te murmureren.
Mozes riep echter de Here aan om te helpen. De Here had slechts een enkel woord behoeven te spreken en het water was zoet geworden. Hij gaf nu echter opdracht een stuk hout in het water te werpen, dan zou het water zoet worden. Mozes deed, wat de Here bevolen had en inderdaad, het water werd zoet. Hierdoor wilde de Schepper tonen, dat we persoonlijk ook iets tot bevordering van onze gezondheid moeten doen en verder, dat wij Gods aanwijzingen gehoorzaam moeten zijn, d.w.z. Zijn geboden houden. Niet voor niets zei de Here daarom in Exodus 15:26: “Is het, dat gij met ernst naar de stem des Heren, uws Gods horen zult en doen wat recht is in Zijne ogen, en uw oren neigt tot Zijne geboden en houdt al Zijne inzettingen, zo zal Ik geen der krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb; want Ik de Here, ben uw Heelmeester.”
Daar de priesters de verlamde niet gezond konden maken, hielden zij hem voor een grote zondaar, die bij God geen genade meer vond.
De les, die we hieruit leren, is: Nooit een ander mens, in welke omstandigheden hij ook verkeren mag, te veroordelen, dat hij die straf van God ontvangen zou hebben. De verlamde was inderdaad door eigen schuld ziek geworden. Meestal is dit het geval in het leven van de mens.
Door overtreding van de gezondheids- en zedewetten, halen we onszelf ziekten op de hals. Desondanks vond de verlamde genade bij God. Bovendien spreekt Hij hem als ‘zoon’ aan; Christus kende het hart van de zieke. Zijn verlangen was in de eerste plaats van de last zijner zonden, welke de oorzaak van zijn ziekte was, bevrijd te worden en daarna van de ziekte. Dit moet ook ons streven zijn.
Ziel, geest en lichaam vormen een geheel. Storingen der ziel oefenen een ongunstige invloed op het lichaam uit. Elke overtreding van de zedenwet, de tien geboden, heeft een ongunstige, ja zelfs ziekelijke uitwerking op onze geest en in het bijzonder op ons lichaam. Het besef van de last der schuld stoort het geestelijk en lichamelijk evenwicht van de mens. Hoe dikwijls sukkelen mensen, die door hun eigen schuld geplaagd worden, lichamelijk voort. Daarom heeft God het verlossingsplan geschapen om onze schuld door het offerbloed van Jezus uit te delgen. Dit kan alleen in de geest, door het geloof geschieden. Wanneer de geest Gods ons de gebeurtenissen van Golgotha voor ogen voert, leggen we onze zonden op Christus, het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Wij zijn dan vrij en verkrijgen de gerechtigheid, die voor God geldig is, en in ons hart komt de vrede, die de wereld ons niet geven kan.
Hebben we door berouwen belijdenis der zonden en het afleggen der last op Jezus, de vergeving verkregen, ontvangen wij tegelijkertijd hemelse kracht om de strijd tegen de verzoeking en zonde te voeren. Dat is het eigenlijke deel van God, dat wij na vergeving van zonden, Zijn ge- boden houden, niet door eigen krachtsinspanning, maar in de kracht van God. Om op de geschiedenis van de verlamde terug te komen: Christus spreekt hem als ‘mijn zoon’ aan. Wij denken daarbij aan de gelijkenis van de verloren zoon. Hier zien we een overeenkomstige verhouding. Christus in de hoedanigheid van de Vader, is bereid te vergeven, terwijl de zieke de boetvaardige zoon voorstelt. De zieke heeft nu het besluit genomen niet meer te zondigen. Christus maakt hem gezond. Het zou vermetelheid van de mens zijn, als hij gezond wil worden, om eens goed zijn lusten te kunnen botvieren.
Wanneer een roker, een drinker of iemand, die aan een andere hartstocht toegeeft, gezond wil worden, zo dient hij eerst God om kracht te vragen zijn hartstocht te overwinnen en er niet meer aan toe te geven.
De verlamde, nu genezen, staat op, neemt zijn bed en gaat huiswaarts. De menigte verwondert zich over deze plotselinge genezing en maakt nu plaats voor de man, zodat hij ongehinderd naar buiten kan gaan.
Terwijl niemand opzij wilde gaan, toen de zieke aangedragen werd, maakte nu de menigte ruim baan. Zo zijn de mensen, steeds op sensatie belust. Onze opmerkzaamheid moest niet zozeer op sensatie gericht zijn, maar op diegenen, die onze hulp nodig hebben.
Toen de genezen man thuis kwam, was er grote blijdschap in de familiekring, en het eerste wat de gelukkige man verlangde, was, dat ze samen hun knieën zouden buigen om de grote God voor zijn weldaden te danken. Dat was voor hem in deze ogenblikken de grootste behoefte.
Een dankbaar hart vergeet nooit de Here dagelijks voor Zijn bewezen weldaden te prijzen.
Tweede voorbeeld
Het is de geschiedenis, waarbij de Here een zieke bij het badwater Bethesda geneest. Dit voorbeeld laat ons zien, dat naast het geloof ook de wil om gezond te worden van betekenis is. Juist op dit punt werd de zieke beproefd.
In het evangelie van Johannes, hoofdstuk 5:5-9 lezen we: “En aldaar was een zeker mens, die achtendertig jaar ziek gelegen had. Jezus zeide tot hem: Wilt Gij gezond worden? De zieke antwoordde Hem: Here, ik heb geen mens om mij te werpen in het badwater, wanneer het water beroerd wordt; en terwijl ik kom, zo daalt een ander voor mij neer. Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw beddeken op en wandel. En terstond werd de mens gezond, en nam zijn beddeken op en wandelde. En het was Sabbat op die dag.” De man was nu al 38 jaar ziek. Velen zouden na zo'n langdurige ziekte de hoop om ooit weer gezond te worden, hebben opgegeven. Deze man had de wil om gezond te worden en te leven niet opgegeven, hoewel zijn hoop bijna vervlogen was. De wil om gezond te worden speelt een geweldige rol, die nooit genoeg gewaardeerd wordt. Evenmin als de zieke door zijn wil alleen, lopen kon, zo kunnen wij ook niets met onze eigen wil doen. Onze wil moet zich met Gods wil verenigen, en alleen zo kan het tot een daad komen. Onze wil kan zich echter pas dan met de wil van God verenigen, wanneer die in volkomen harmonie daarmee is. De eigen wil kan niets tot stand brengen. Het lijkt of de eigen wil veel tot stand kan brengen, maar het is slechts van tijdelijke en vergankelijke aard. Duizenden zouden gezond kunnen worden, wanneer ze slechts wilden. Een ieder dient op Christus te zien. Wie dus geestelijk of lichamelijk ziek is, richt zijn blik op Jezus! Christus laat niemand in de steek. Stil zijn, geduld hebben en wachten; er zal zeker een keerpunt in het leven komen; het zal niet leeg of teleurstellend uitlopen! Wie zich aan de Here toevertrouwt, zal nooit in zulk een toestand geraken, waarvoor geen voorziening is getroffen. Wanneer de mensen geen uitweg meer weten, bestaan er bij God nog honderd mogelijkheden, om ons te verlossen. Christus spreekt tot de verlamde, nadat deze het bewijs geleverd heeft, te willen: “Sta op, neem uw bed op en ga heen.” Daarop werd de zieke gezond.