Het lijden van Jezus Christus en de profetie
Er bestaat een legende die op treffende wijze zowel de ware betekenis illustreert van de menswording van Jezus, als de lijdensgeschiedenis die daarmee nauw is verbonden.
Er was een man in een diepe modderput gevallen. Met alle kracht die hij bezat probeerde hij daaruit te komen. Echter zonder resultaat. De zuigkracht was zo groot, dat hij bij elke beweging alleen maar dieper in de modder zakte. Wanneer er geen redding kwam opdagen, zou hij door de verstikkingsdood moeten omkomen.
Plotseling boog zich iemand over de rand heen. Het was Boeddha. Medelijdend keek hij op de in nood verkerende man neer. Met een zachte en liefdevolle stem sprak hij: “Broeder, je bent in groot gevaar. Wanneer je jezelf niet verlost zul je omkomen. Zie dat je eruit komt. Neem mijn raad en levenslessen aan. Zij laten je de weg zien hoe je kunt ontkomen. Je moet niet zo spartelen en vechten. Wees heel stil in je lijden. Denk over de betekenis ervan na, Mediteer en dood zelfs de wens je toestand te ontvluchten. Dat is de enige manier om gered te worden. Alleen zo zal je gelouterde ziel opklimmen uit deze diepe kuil. Je zult opstijgen en jezelf weervinden in de sferen van de goden, als een verloste.” En Boeddha ging verder.
Daarna kwam Mohammed. Ook hij boog zich over de rand van de put heen. En ook hij zag de man vechten voor zijn leven. Hij toonde eveneens medelijden. Met een warme, deelnemende stem zei hij: “Broeder je moet gered worden. Zoals het er nu voorstaat zul je verdrinken. Wanneer er geen hulp komt wacht je alleen de hel. Luister naar mijn goede raad. Handel daar naar. Geloof in Allah. Hij alleen is god. Hij is de grote meester waardoor je trapsgewijze verlost kunt worden. Volhard in de gebeden. Houd je aan al je beloften. Kom je verplichtingen trouw na. Nauwgezetheid in de voorschriften met betrekking tot de gebeden is de eerste vereiste. Wanneer je al deze dingen nakomt, zul je eenmaal verlost worden. Je zult in het midden van de eeuwige tuinen wonen. Kastijd jezelf. Dood de lichamelijke behoeften. Doe plechtige beloften aan Allah en je zult zeker gered worden. En ook Mohammed ging verder.
Tenslotte komt er nog iemand zijn kant op. Het is een Man, die Zich net als de vorige twee, over de rand van de put buigt. Met diep medelijden ziet Hij de drenkeling die gedoemd is in de modder om te komen. Deze derde Man is Jezus Christus. Hij ziet het beeld van menselijke ellende. Het is niet alleen medelijden dat uit zijn ogen straalt. Hij is met ‘innerlijke ontferming bewogen’. Hij wil de mens redden, koste wat het wil. Hij weet dat dure woorden of goede voornemens niets helpen. Beloften noch inspanningen van de kant van het slachtoffer zijn in staat hem te verlossen. Alleen een resoluut ingrijpen van de Redder Zelf kan baten. Er is geen andere mogelijkheid dan dat Hijzelf in de put afdaalt om het moegestreden slachtoffer eruit te helpen.
Dat doet Jezus Christus! Hij zegt niet veel. Hij roept de steeds dieper zinkende drenkeling toe: “Heb goede moed!” Zie Ik kom, in de rol des boeks is van Mij geschreven. (Ps. 40: 8) Ik kom om het verlorene te zoeken en de gevangenen te bevrijden.”
Dan daalt Christus in de put af! Zijn witte kleed wordt besmeurd. Door de zuigkracht zakken ook Zijn voeten diep in de modder. Hij ondervindt de realiteit van de dood. De angsten van de hel stormen op Hem aan. Hij is een lotgenoot geworden van de drenkeling. Hij reikt het slachtoffer de hand en zegt: “Kom broeder, houd Mij stevig vast. Wij zullen samen uit dit verderf opklimmen. Vrees niet, want Ik ben met u; zijt niet verbaasd want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid.” Jes. 41:10 “Volg Mij, geloof alleen en vrees niet. Ik heb de wereld overwonnen.” Joh. 16:33b “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.” Matth. 28: 18b Zo klommen beiden op uit de verstikkende modder. De drenkeling die ten dode was opgeschreven, werd gered.
Iedereen die over deze legende nadenkt, zal de betekenis daarvan ogenblikkelijk begrijpen. Zij laat het verschil zien dat er bestaat tussen de drie grote wereldgodsdiensten. Het boeddhisme, het mohammedanisme en het christendom. De leiders van de beide eerstgenoemde godsdiensten spreken wel hun innig medelijden uit; daadwerkelijke hulp bieden zij echter niet. Zij sporen de verloren mens aan zichzelf te verlossen. Duizenden denken door goede werken, meditaties of liefdadigheidswerk zichzelf te kunnen bevrijden. In werkelijkheid echter leidt elke manier van zelfverlossing tot de dood.
Alleen Jezus Christus biedt een andere oplossing. Hij daalde Zelf af naar de plaats en in de toestand waar het slachtoffer zich bevond. Hij werd de zondaar gelijk, behalve de zonde. Die had geen vat op Hem. Door dit te doen, wilde Hij de mens redden van de ondergang. Er werd van Hem zelfverloochening en een zeer groot offer gevraagd. Om te kunnen redden moest de Verlosser Zelf aandeel hebben aan het lijden dat door de zonde over het mensdom was gekomen.
Daarom kwam Gods enige Zoon als mens naar deze aarde. Miljoenen mensen, schepselen van Hem, kinderen van het ene grote gezin waarvan God de Vader is, verdrinken iedere dag in de modderput. Het is de poel van immoraliteit, zedeloosheid, misdaad, schuld en zonde. Geestelijke duisternis bedekt alle volken. Eeuw in eeuw uit neemt de zonde hand over hand toe. Onder het mom van beschaving drijft het mensdom steeds verder van God, de Bron van het leven, af.
Alleen de komst van Jezus als mens naar deze zondige wereld, het feit dat Hij bereid was het lijden met de mensheid te delen en op Zich te nemen, is in staat daadwerkelijk verlossing te brengen. Hij kan de ziel uit de poel van zonde en dood tot het eeuwige leven opheffen.
Ademloos hebben de bewoners van de hemel gezien hoe de mens, die naar Gods beeld werd geschapen, zich door de grote verleider gevangen liet nemen. Hoe zij zich onder zijn heerschappij stelden. Dit probleem werd voor hen nog groter toen zij hoorden dat Gods geliefde Zoon besloten had de hemel te verlaten om naar deze zondige aarde te gaan. Het was de bedoeling om de gevallen mens uit de greep van de dood te bevrijden. Het moet voor hen onbegrijpelijk geweest zijn dat Jezus daarvoor mens moest worden; dat Hij de smart van de dood moest ondergaan. Hoe zou de Vorst des levens Zich gevangen laten nemen onder de macht van de dood? Sinds die tijd is de wereld een schouwspel geworden voor de engelen. Met de grootste belangstelling slaan zij de grote strijd tussen het licht en de duisternis, tussen de zonde en de gerechtigheid gade. Het is de grote strijd tussen Christus en Satan. Dit alles vond plaats om de verlossing van de mens.
Het lijden van Gods Zoon is de gouden draad die door de gehele goddelijke openbaring loopt. Voor de engelen en de profeten was dit het grootste probleem. De laatsten hebben zich hier veel mee beziggehouden; met de engelen hebben zij verlangd de ware grootte en betekenis hiervan te begrijpen. Dit is duidelijk te lezen in 1 Petrus 1 vers 10: “Van welke zaligheid ondervraagd en onderzocht hebben de profeten, die geprofeteerd hebben van de genade, aan u geschied.”
De profeet, koning en zanger van het Oude Testament, David, spreekt reeds over het lijden van Christus. Wie deze woorden leest ziet in gedachte de gebeurtenissen op Golgotha voor zich. “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Maar Ik ben een worm en geen Man, een smaad voor mensen en veracht door het volk. Allen die Mij zien bespotten Mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd zeggende: Hij heeft het op de Here gewenteld, dat Hij Hem nu uithelpe, dat Hij Hem redde, dewijl Hij lust aan Hem heeft.” Psalm 22:7-9 Want honden hebben Mij omsingeld, een vergadering van boosdoeners heeft Mij omgeven, zij hebben Mijn handen en voeten doorgraven. Al Mijn beenderen zou Ik kunnen tellen, zij schouwen het aan, zij zien op Mij. Zij delen Mijn klederen onder zich en werpen het lot over Mijn gewaad’. (De verzen 17-19). Dit vervulde zich letterlijk op Golgotha en werd vele eeuwen van tevoren beschreven.
De profeet Jesaja, die ongeveer 700 jaar voor Christus leefde, beschrijft eveneens duidelijk de lijdensgeschiedenis: “Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten en verzocht in krankheid en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem. Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. Waarlijk, Hij heeft onze krank heden op Zich genomen en onze smarten, die heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden.” Jes. 35:3-5
Kortheidshalve beperken wij ons tot deze twee uitspraken. Er is hiermee aangetoond dat het lijden van Jezus bij de profeten in het Oude Testament een zeer belangrijk onderwerp was. Toen Christus op aarde kwam, kon dan ook gezegd worden dat al wat van Hem geschreven stond vervuld moest worden. Matth. 27:35