De spijsverteringsorganen ontwaakten verschrikt. De mond verlangde naar wat water. De tong was zo dik beslagen, dat de speekselklieren zich er vrolijk over maakten.
Hun vrolijkheid was echter van korte duur, want de tong bestrafte hen, dat zij er geheel leeg uitzagen en zij zich klaar moesten maken, om het ontbijt te kunnen bevochtigen.
De keel en de slokdarm waren ook slecht geluimd, want het slaatje van de vorige avond had hen erg geprikkeld.
De maag voelde met grote bezorgdheid naar verschillende plooien en kuilen en nu bemerkte zij, waarom zij zo weinig rust had gehad. Een portie oud voedsel was daar nog aanwezig en miljoenen kiemen krioelden door elkaar en vermeerderden zich.